Skip to content

Cor

Rond een uur of elf ’s ochtends bel ik  aan bij de intercom beneden.
Ja? klinkt het door de luidspreker.
Ik ben het, Heleen, zeg ik. Komt het uit?
Ja, kom maar, zegt hij en de deur gaat open.

Ik ben opgehouden afspraken te maken met Cor want die zegde hij heel vaak af. Dan kreeg ik appjes dat hij zich niet lekker voelde of dat hij niet goed had geslapen dus dat het nu niet uitkwam. Nu ik gewoon kom aanwaaien, mag ik altijd binnenkomen. In zijn pyjama doet Cor de deur open en loopt meteen door naar de keuken. Ik doe mijn schoenen uit en loop ook naar binnen. Wat heb je het nog koud en donker Cor! zeg ik tegen hem. Ja, de gordijnen heb ik nog niet open gedaan, ik lag toch nog in bed, kan de kachel ook wel uitblijven. Doe jij de gordijnen even open moppie, zet ik een bakkie voor je, gaat hij verder. Terwijl Cor in de keuken rommelt, doe ik de gordijnen open. Joop de kat begroet me met een kopje maar wordt resoluut van de bank afgehaald door Cor.

Hoe is je week? vraag ik, als we zitten met de koffie voor onze neus. Ja, gaat wel, is zijn standaard antwoord. En ik wacht…. ‘k Heb pijn in mijn benen, echt niet normaal! Gaat hij dan verder. Hij vertelt dat hij met zijn schoondochter even naar het winkelcentrum is geweest vorige week. Ze bleef maar gaan, echt waar ik kon niet meer! Ik denk dat ik wel vijf kilometer gelopen heb. En druk dat het daar was! Verschrikkelijk, ik doe het nooit meer, echt, ik doe het nooit meer!
Cor komt niet veel meer buiten, en al helemaal niet meer sinds zijn dochter begin dit jaar is overleden. Hij is bang dat mensen hem zullen aanspreken en zullen zeggen dat hij er slecht uitziet. Of dat ze zullen vragen hoe het met hem gaat. Dat wil hij niet en dus probeert hij dat te vermijden. Zijn zoons doen wat ze kunnen; ze doen boodschappen en proberen hem soms mee te nemen naar buiten. Met wisselend succes. Zijn kleinkinderen komen ook langs en proberen hem op te vrolijken. Maar hij vindt het al snel te druk of krijgt stress van de problemen die ze hem vertellen. Dan wordt hij kribbig en duwt hij zijn familie weg. Met als gevolg dat hij weer veel alleen is en hij zijn familie verwijt dat ze niet naar hem omkijken.

Cor rouwt. En dat is hard werken. In zijn toch al eenzame bestaan was zijn dochter degene die elke dag langs kwam. Die net zo vierkant uit de hoek kon komen als haar vader, maar wel zorg voor hem had; even de flessen en de blikjes wegbracht, even een halfje wit kwam brengen, een bosje bloemen van de markt. Die op hem foeterde als hij niet goed voor zichzelf zorgde. Dan werden ze boos op elkaar, maar soms hielp het wel.

Nu is er die ongelooflijke leegte, letterlijk ongelooflijk omdat Cor nog niet kan geloven dat ze er niet meer is. Cor dacht dat hij gek was en vroeg me of het wel normaal was dat hij nog niet kon voelen dat ze echt dood was. Het hielp hem te horen dat veel meer mensen dat ervaren bij geliefden die plotseling overlijden. Na een paar maanden kwamen plotseling zijn huilbuien, die hem ook overvielen. Zo vlak als hij zich eerst voelde, zo heftig was ook dit voor hem. En nu, gedurende de laatste weken, spreken we over wat hij mist aan haar, over hoe ze als kind was, over de begrafenis, over haar kinderen die nu allemaal ruzie met elkaar hebben waardoor Cor ook afstand heeft genomen van hen. Hij kan het niet aanzien, hij kan het er niet bijhebben.
Over de huisarts begin ik niet meer. Cor wil er niet naar toe. Wat kan hij doen dan? Haar weer terug brengen? Hij weet dat ik me zorgen om hem maak, maar hij kan het niet opbrengen, ook niet als ik met hem mee zou gaan. Dus houd ik hem scherp in de gaten en kom ik vaak langs. Toch fijn dat we weer even over d’r konden praten zo, zegt hij. Ik heb trouwens eindelijk dat geld teruggekregen van de belasting. Kan ik mooi voor d’r steen gebruiken, want het dooienfonds was veuls te weinig.

Heleen Heidinga, buurtpastor Stichting Buurtpastoraat Utrecht

Categorieën

Archief