Buren

Buren

Meer dan 25 jaar woonde ik in Ondiep, de Tweededaalsebuurt. ‘Bij de watertoren’ zoals in Utrecht de geografische aanduiding is. Het was en is een straat en buurt in ontwikkeling met een redelijke diversiteit aan bewoners. Mijn straat had geen huurwoningen meer, maar uitsluitend koop.  Aan de achterkant zag je de meest bijzondere uitbouwen. Ik hoorde dat het altijd een arbeidersbuurt is geweest waar mensen net genoeg geld hadden om hun huis te verbeteren. De authentieke elementen die nu zo gewaardeerd worden waren allemaal verdwenen. Die waren wel behouden in de buurten waar geen geld was om de woning te verbeteren.
Ik heb er prettig gewoond. Zo langzamerhand was ik een van een langst wonende bewoners.
‘Echte’ Utrechters vertrokken naar een grotere woning of de stad uit. Huizen werden gesplitst voor kamerbewoning of appartementen, jonge mensen kwamen, groeiden uit hun huis en vetrokken naar elders. Ik bleef.
De huizen aan de andere kant van de straat grensden aan een binnentuin en dat bleek voor die kant van de straat een samenbindende factor. Samen opknappen, de kinderen liepen in en uit en er waren burenborrels. Het trok zo dat twee gezinnen verhuisden van de even kant naar de oneven kant. Het bracht samenhang bleek. Mensen bleven wonen en kinderen groeiden samen op.
Aan mijn kant van de straat was dat er niet.
Het was fijn wonen. Ik vond een tiener uit de straat die vaste kattenoppas wilde zijn, ik vroeg een buurman soms met iets zwaars te tillen. Een kort praatje op de stoep en daar bleef het bij.
Mijn vrienden en kennissen woonden elders in de stad. En dat gold voor meer mensen in de straat.
Onze oriëntatie was de stad en niet de straat.
De openbare ruimte in de straat was beperkt. De stoep stond vol met fietsen en als je even stond te praten moest je telkens opzij voor wandelaars of auto’s. Ik wist niet beter.  In de beginjaren zaten de oude Utrechters op een bankje voor. Dan bleef je even staan praten als ze daar zaten. Ik kwam zelden bij mensen thuis, dat was te privé. En een achterom was er niet.
De overkant trof elkaar in de binnentuin.
Een paar jaar had ik echt een leuk studentenhuis naast me. Ze pasten op de katten, ik kwam op feestjes en met een andere buurman was er een gedeelde interesse. Maar allemaal verhuisden ze.

En toen verhuisde ik ook. Omdat ik wat anders wilde, omdat ik in een rustiger omgeving wilde wonen en ‘groen’ miste.
Het werd een dorp in Drenthe. Niet naar het deel van Drenthe waar ik was opgegroeid, maar naar Diever. Veel 65plussers, veel toeristen in de zomer en ook veel import uit het westen.

Ik kreeg de rust en het groen. Maar ik kreeg veel meer. Ik kreeg er buren bij. En ik kon een goede buur zijn.
Buren die bezorgd waren of ik wel kon aarden (ik denk het wel zei ik, ik ben opgegroeid in Drenthe)
Een buurvrouw die jarenlang in Frankrijk woonde en die ook wel van een wijntje houdt.
Buren die kattengek waren en graag voor de katten zorgen en ik voor hun kat.
Buren die graag plantjes willen.
Een buurman die meeging naar de cursus manden vlechten.
Een buurvrouw die mijn grootste pan komt lenen voor de sedermaaltijd van de kerk.
Een verjaardagsochtend op woensdag met alle naaste buren.
Een begrafenis van een buurman waar de naaste buren samen heengingen

Een vriendin van me zei enigszins verbaasd en jaloers: je kent meer mensen in de straat na een jaar in Drenthe dan ik na 30 jaar in dezelfde buurt.
Dat zette me aan het denken. Wat was en wat is het verschil met mijn straat in Utrecht?
Is het de rust en de gemoedelijkheid? Het klopt dat het lijkt alsof er meer tijd is. Mijn buren zijn voornamelijk 60plus en niet meer werkzaam. Is het dat ik meer tijd heb?
Is  het omdat de overbuurvrouw en ik een laagdrempelige burenborrel op burendag organiseerden? Is het omdat ik soms extra kook en een paar buren dat graag willen hebben?

Het heeft volgens mij ook te maken met de openbare ruimte.
Iedereen in de straat heeft een voortuin. En een oprit. Als je elkaar treft dan is het daar en blijf je vaak even staan praten. Over de tuin, de kat of wat er maar speelt. Als ik echt wat gedaan wil krijgen in de voortuin, moet je wat kortaf zijn of het op een tijdstip doen dat er niemand langskomt.
Er is vrije ontmoetingsruimte, voordat je bij elkaar binnen komt. En dat gebeurt ook steeds meer.  Iedereen loopt achterom en de deur is vaak ‘los’. Van iedereen ken ik de naam.

Het is inderdaad een groot verschil met mijn oude straat. Anders divers dan in Utrecht, maar mensen van allerlei slag en met elk een eigen verleden en persoonlijkheid.
Geven en nemen, nieuwsgierig zijn, hulp aanbieden, hulp vragen, delen van je overvloed. Het zijn mooie ingrediënten die ik ook wel in Utrecht had. Maar ergens is het hier toch anders.
Een groot verschil is elkaar treffen en een neutrale ruimte hebben om het contact te laten ontstaan.
Eigenlijk net als vroeger in mijn Utrechtse straat toen er nog mensen op bankjes buiten zaten. Net zoals de oneven kan heeft met de grote binnentuin.

Nu we in sommige buurten vaak niet meer als vanzelf op bankjes op de stoep zitten in de stad is het belangrijk dat er voldoende openbare vrije ontmoetingsruimte wordt ingepland. Waar je niet opzij hoeft voor een fiets of auto, maar de tijd kan nemen. Zodat er iets kan ontstaan. En dan verder naar goed nabuurschap. Weer een bankje op de stoep zetten daar waar dat verdwenen is kan natuurlijk ook gewoon. En uiteraard buurpraatjes blijven maken.

Erica Euving

Gedicht van een buurtbewoner

Als buurtpastor in Rivierenwijk heb ik kennis gemaakt met Paul. Ik tref hem vaak buiten en als we aan de praat raken gaat het over van alles en nog wat. Paul deelt waar hij zich zorgen over maakt, zoals , boodschappen die duurder worden en hoe het verder zal gaan met zijn gezondheid. We praten ook over zijn wensen en dromen, bijvoorbeeld een reis naar Curaçao die Paul nog graag wil maken of zijn neefje die bij JSV Nieuwegein gaat voetballen. Paul maakt vaak lange wandelingen door de stad. Die werken voor hem bezinnend. Hij vindt daarin even de rust tot zichzelf te komen en na zo’n wandeling schrijft hij vaak gedichten op. Dit gedicht, ”de Lift”, is één van die bijzondere gedichten. (Robin de Jong)

 De Lift
Als man van in de vijftig maak ik graag lange wandelingen
Het bewegen van je voeten
Het geeft ruimte
Een gevoel van even niets moeten

Het rondkijken met de ogen, even kunnen stoppen
Daar haal je iets mee naar binnen
En twijfels gaan er uit
Zaken die je niet moet blijven opkroppen

Op één van deze wandelingen kom ik langs een eenzame lift
Ik heb hem al vaker gezien
Zonder dat hij mij denk ik kan zien

Een eenzame lift in een niemandsland van passanten
Bij wie hoort hij, in welke buurt is hij thuis
Hij staat net niet in de Dichtersbuurt
Maar ook niet in de Binnenstad
Officieel Stationsgebied, zo noemen ze dat
Maar wie staat hier stil, wie voelt zich hier thuis
Ik zie enkel passanten, druk en bezig, op weg naar werk of huis

Niemand lijkt oog te hebben voor de eenzame lift
Staande tussen ergens en nergens
De meeste voorbijgangers missen dan ook een belangrijk aspect
De anonieme lift is ook nog eens defect

Op zijn ruit staat al tijden een aanplak biljet
Erop gezet door de gemeentelijke dienst
Of een ander numeriek loket

‘Tijdelijk buiten gebruik’ kan men erop lezen
Maar hoe lang mag tijdelijk dan wel niet precies wezen

De passant in de drukte van moeten en doen zal het niet durven zeggen
Die heeft geen tijd om dat te weten
Maar ik, de langzame wandelaar, ben vaker bij deze lift stil staan wezen

Vier maanden zijn er al voorbij gegaan
Zonder dat de lift hulp heeft gekregen
Welke pleitbezorger heeft voor deze lift gebeld
De moeite genomen om het voor hem op te nemen

In de lente ging hij nog op en neer
Bracht hij passanten van boven weer naar benee
Bij kou, bij zonneschijn, eigenlijk wel bij ieder weer

Nu lijkt hij aan zijn lot overgelaten
Afgedankt en pech, zijn dienstbaarheid is weg
Bijna als ik denk dat het niemand meer kan baten
Betrap ik mij er zelf op dat ik tegen een lift sta te praten

Bewoner Paul
25 oktober 2022

Aan de keukentafel

Bij het aanvragen van ondersteuning in energiekosten komt er veel voorbij. Wat er allemaal rond de keukentafel gebeurt heeft Rutger van Breemen opgeschreven.

Veel buurtbewoners kampen deze periode met flinke zorgen over de energierekening. Ze wonen vaak in slecht geïsoleerde huizen en dat komt hen nu – letterlijk – duur te staan. Maandtermijnen voor energie van boven de €500 kom ik met regelmaat tegen. Zo ook bij de familie Andrès. Zij wonen met zijn vijven in een huurhuis: vader, moeder, en drie puberkinderen. Ze moeten rondkomen van een WIA-uitkering en een kleine aanvullende bijstand. Daarnaast betalen ze nog schulden uit het verleden af. En toen kwam ineens de brief van Eneco, dat hun nieuwe termijn ruim €650 per maand zou zijn.

Ik zit met mevrouw Andrès aan de keukentafel. Ze heeft een dik fleechevest aan, want de kachel is uit. We warmen onze handen aan de oploskoffie die ze gemaakt heeft. Op mijn laptop staat het lijstje met alle documenten die we moeten verzamelen voor de aanvraag voor extra ondersteuning in de energiekosten vanuit de gemeente. Het is een hele waslijst, die ze vragen. Sommigen zijn redelijk makkelijk op te sporen, zoals loonstroken, afschriften, beschikkingen van de toeslagen. Maar er wordt bijvoorbeeld ook een huurcontract gevraagd; terwijl ze al ruim 20 jaar in dit huis wonen. Samen zoeken we alle documenten, loggen we in met Digid en verzamelen we langzaam maar zeker alles wat we nodig hebben. Het is een hele klus.

Terwijl we zo bezig zijn, is het een komen en gaan van mensen in de keuken. Meneer Andrès komt de keuken in. Hey, Rutger, zegt hij, Lang niet gezien! Hoe is het met je? Ik zie hem weinig, want meestal slaapt hij nog als ik er ben, of is hij naar een therapie toe. Nu gaat hij even een boodschap doen en tref ik hem toevallig. We praten bij over zijn gezondheid en over de financiële zorgen. Maar daar weet zij meer van! zegt hij liefdevol. Als hij naar de winkel vertrekt, vervolgen wij onze zoektocht naar de documenten.

Een paar formulieren later komt Carlo, de jongste zoon, aanfietsen. Ik ken hem al sinds hij 9 was, en nu is het een 15-jarige knul die midden in de puberteit zit. Hey, zegt hij met zijn –tegenwoordig- zware stem, ik was mijn brood vergeten, dus nou ben ik in de pauze snel heen en weer. Hij drinkt snel een halve liter melk weg en stopt wat boterhammen in zijn tas. Ik vraag hoe het met hem en op school gaat. Goed, hoor, zegt hij, ik mag binnenkort stage gaan lopen. Dat lijkt me wel leuk! Zijn moeder breekt in: En hij heeft tegenwoordig een meisje, hè Carlo! Daardoor doucht hij ineens heel vaak. Weer allemaal extra gas! Carlo kijkt me verlegen, maar ook trots aan en zegt dan: Mam! Dat zou je niet aan iedereen vertellen… Zijn moeder lacht: Rutger mag het toch wel weten!

Rutger van Breemen

Gas d’r op

Energiearmoede. Het treft de één harder dan de ander. Heleen schreef begin van de zomer vanuit haar werkpraktijk deze column. Daarna zijn de prijzen nog verder gestegen en zien wij meer en meer huishoudens in de problemen komen.

Gas d’r op

‘Dit is toch niet eerlijk!’ zegt Anja gefrustreerd. ‘Vorige week zei mijn budgetcoach nog: je kan inderdaad het nieuwe maandbedrag van je energierekening niet betalen. Daar is geen ruimte voor. ‘En toen gingen we toch bellen met Eneco?’ ‘Toen zeiden ze toch: ja we kunnen het wel naar beneden schroeven maar dan heb je aan het einde van het jaar wel een probleem? ‘En dan zouden we in de tussentijd kijken naar oplossingen, ik ben toch niet de enige die dit heeft?’
‘Maar nu zegt mijn budgetcoach: ik heb er nog even over nagedacht maar ik denk toch dat het weekgeld omlaag moet en dan kun je van je vakantiegeld misschien iedere week een beetje aanvullen wat je tekort hebt.
‘En toen zei ik stop!’ ‘Niet verder praten. ‘Ik zit al drie jaar op een houtje te bijten.’ ‘Steeds hebben ze mij beloofd dat ik mijn vakantiegeld zelf mocht besteden.’ ‘Drie jaar kon het niet en dat snapte ik ook, maar nu wordt mijn zoon 18.’ ‘Ik heb hem beloofd dat ik zijn rijbewijs zou betalen, maar die belofte kan ik niet houden.’ ‘Ik dacht dat ik wel uit deze shitzooi zou zijn, maar nu dit.’ ‘Ik ben er wel bijna, dus dit jaar mocht ik mijn vakantiegeld zelf besteden.’ ‘Ik ga dat ook doen! ‘Ik kan een deel van zijn rijbewijs betalen en natuurlijk geven we een feestje, want hij wordt maar één keer 18.

Haar ogen spuwen vuur als ze verder gaat: ‘hij vond het niet verstandig en zei dat ik in de problemen zou komen en dat ik moet sparen.’ ‘Maar ik leef nu!’ ‘Misschien ben ik morgen wel dood.’ ‘Wat moet ik te sparen als ik geen eten heb aan het eind van de maand?
Boos kijkt Anja me aan. Ik kan haar geen ongelijk geven. Het doet pijn, wat ik zie en hoor. Van zoveel mensen de laatste tijd. Dit is groter dan dit gezin en daar moeten we wat mee. ‘Verschrikkelijk is het,’ verzucht ik met haar. ‘En het kan ook niet, je kunt het echt niet betalen.’ ‘Dus we moeten weer in gesprek met de gemeente.’
Bij de gemeente is het ook niet helder. We komen bij verschillende loketten terecht. Er blijkt toch een regeling te bestaan die tot 1 augustus loopt, maar dat moet je met speciale formulieren aanvragen die niet op de website staan. Bovendien moet je zo’n tien bewijsstukken naast je eindafrekening aanleveren. Wat er na 1 augustus gebeurt, is nog niet duidelijk.

Van de achthonderd euro kan ze de naheffing betalen en een deel van het eerste termijnbedrag dus dat is niet eens voldoende voor één maand.

Anja’s rekening is ruim €200 omhoog gegaan naar bijna €500. Er is geen enkele ruimte in haar budget om dit op te vangen, hoe hard ze ook bezuinigt op haar gebruik. Van de achthonderd euro vergoeding die de minima hebben gekregen, kan ze de naheffing betalen en een deel van het nieuwe termijnbedrag dus dat is niet eens voldoende voor één maand. En zo zijn er veel meer gezinnen in de Utrechtse buurten die na hun jaarafrekening acuut in de financiële problemen komen. De gemeente kan deze kosten niet allemaal opvangen. We staan erbij en we kijken er naar. Wie biedt? Gas d’r op!

Heleen Heidinga, buurtpastor Stichting Buurtpastoraat Utrecht        

Anders door de buurt lopen

Een stage-ervaring

Regelmatig ontvangen wij verzoeken van studenten om de mogelijkheid een stage te doen, in het kader van hun opleiding. Meestal  gaat het om een stage vanuit de opleiding Geestelijke verzorging/geestelijke begeleiding/pastoraat. Onlangs heeft  eerstejaarsstudente Christa Roelofsma haar snuffelstage gelopen op onze werkplek in Kanaleneiland. We vroegen haar naar haar ervaringen. Hoe heeft zij haar stage beleefd? Wat heeft zij geleerd? Zij schrijft hierover het volgende.

In de tijd dat ik acht jaar lang min of meer aan bed gebonden was door pijn, was ik vaak eenzaam. Wanneer er wel iemand aanwezig was, was dit voor mij heel waardevol. Alleen al door een vriendelijke glimlach voelde ik even alsof mijn bestaan erkend werd en niet alleen mijn pijn of probleem. Vandaar dat toen ik voor mijn theologie opleiding een snuffelstage bij het buurtpastoraat in Kanaaleiland mocht lopen, ik heel verbaasd was toen ik leerde dat pure aanwezigheid een wetenschappelijke theorie is die wordt toegepast in de praktijk. Door mijn eigen ervaringen kon ik de theorie mij gauw eigen maken.

Voor ik het wist liep ik heel anders door de buurt van Kanaleneiland. Veel bewuster van mijn aanwezigheid liep ik door de straten, waarbij ik veel vriendelijke glimlachen en begroetingen heb mogen ontvangen en terug heb mogen geven. Uit eigen ervaring wist ik hoeveel dat voor iemand kon betekenen. Op een gegeven moment tijdens één van mijn buurtwandelingen, ontmoette ik op straat een mevrouw die haar boodschappen had laten vallen. Door mijn toevallige aanwezigheid (maar bewuste presentie), raakten we aan de praat. De mevrouw merkte mijn Indonesische achtergrond op. Aangezien Indonesië het grootste moslimland is, raakten wij aan de praat over geloof. Voor ik het wist, zat ik bij haar thuis in een voor mij hele nieuwe Arabische wereld en sprak ze met mij over zeer persoonlijke kwesties alsof we elkaar altijd al kenden. Ik mag altijd nog terug komen, zei ze. Uiteraard zou ik daar zeker gebruik van hebben gemaakt als dit mijn werk zou zijn. Het voelde voor mij als een ingang tot de buurt doordat ik de presentie techniek had toepast.

Dit was één van de vele ervaringen die ik heb mogen meemaken tijdens mijn buurtwandeling. Door na de buurtwandeling telkens alle ervaringen geordend in een verslag op te schrijven, besefte ik mij beter wat ik had meegemaakt of wat er was gebeurd. Hieruit ontstonden vragen, twijfels of nieuwe inzichten. Gelukkig kon ik mijn ervaringen en verslagen altijd nabespreken met mijn stagebegeleider Titus Schlatmann. Zo’n gesprek gaf mij een verdiepend inzicht, voornamelijk over mijzelf. Eén zo’n inzicht ging over evangeliseren. Voor een introvert iemand als ik worstelde ik met mijn beeld dat een goede theoloog een luid evangeliserend theoloog is. Wie bereikt nu mensen als je te verlegen en onzeker bent om te spreken, laat staan te evangeliseren, dacht ik. Voor mijn stage was ik mij bewust van de kracht van de aanwezigheid van anderen en van God, maar niet die van mij. Nu heb ik ervaren dat God mijn aanwezigheid kan gebruiken om zijn aanwezigheid te laten zien. Uit enkel mijn aanwezigheid ontstaan reacties en door trouw liefdevol aanwezig te blijven en te reageren ontstaat er een soort kettingreactie die een helend effect kan hebben op anderen. Door nu bewust te zijn van de waarde van mijn aanwezigheid voor God weet ik wat mijn manier van evangeliseren kan en zal zijn. En daar ben ik heel blij mee! 

Ze is niet bang voor me

“Mijn buurtpastor en mijn broer”, antwoordt een gedetineerde op mijn vraag wie ‘buiten’ belangrijk voor hem zijn. Meneer komt uit een gebroken gezin en groeide op in een achterstandswijk. Zijn vader ontviel hem op zijn dertiende en met zijn moeder heeft hij al een tijd geen contact; zij verkoos haar nieuwe vriend boven haar twee zoons.

Meneer heeft al een paar keer vastgezeten. De hoeveelheid hulpverleners die hij de afgelopen jaren voorbij zag komen, is niet te tellen. Vertrouwen heeft hij niet meer in de hulpverlening. Daarvoor zag hij teveel verschillende gezichten in korte tijd. Dat begon bij hem al in de jeugdzorg, waar sprake was van een hoog ziekteverzuim en grote uitstroom van medewerkers. Constante factoren de afgelopen jaren waren zijn wijkagent en de buurtpastor.

“Bijzonder aan de buurtpastor is, is dat ze niet bang voor me is. Zij gelooft in mij, dat voel ik en dat weet ik door hoe ze naar mij kijkt en tijd voor me maakt, ook als ik me door mijn gedrag weer eens totaal onmogelijk gemaakt heb. Zij kent mij en doorgrondt mij en ze schuwt de confrontatie niet.

Ze zoekt me op als ik mezelf onvindbaar maak voor de hulpverlening, alsof ze aanvoelt dat ik door mijn afwezigheid in de wijk juist schreeuw om aandacht en een beetje liefde. Alsof ze aanvoelt dat ik dan weer wat stoms gedaan heb. Dan zwaait ze naar me, gaat op de grond zitten zonder wat te zeggen. Soms zijn we wel vijf minuten stil. En vaak begin ik dan. Te schelden, te janken of te fluisteren, het maakt niet uit want ik weet dat zij het kan hebben. Ze luistert. En zit daar met een lieve glimlach, blij dat ze me gevonden heeft.

Als het nodig is, durft ze me de waarheid te zeggen ook al weet ze dat ik dat heel pijnlijk vind. En dus ook heel boos op haar kan worden. Het klinkt misschien raar maar deze vrouw houdt van mij en daar snap ik vaak zelf niks van want ik gruw vaak van mezelf en mijn vreselijke gedrag”, aldus de gedetineerde. “Toch houdt ze van me.”

Geert Rozema, bestuurslid
Hij werkt als rk geestelijk verzorger in een gevangenis

 

Een bom in de straat…

Dat was schrikken. Eind juli ontplofte er een bom in Kanaleneiland. In een flatportiek, op 1-hoog. Midden in de nacht gebeurde het. De mensen schrokken wakker en diverse ramen lagen er uit. Het bleek een bombrief. Er zijn sterke vermoedens dat dit een afrekening in het drugscircuit was. Ik voel nog de verbijstering en ontzetting bij de buurtbewoners die ik erover sprak. “En wanneer zijn we nou weer veilig, wij en onze kinderen? Wie zegt ons dat het niet nogmaals gebeurt?” De politie doet z’n best, de wijkagent komt vaker langs, maar de schrik zit er goed in.

Het drugsgerelateerde geweld is heel dichtbij in deze straat. Dat is de leefwereld waarin ook veel kinderen opgroeien hier. Een aantal van die kinderen maak ik mee in mijn werk hier als buurtpastor. Ik leer ze kennen bij de kindertuintjes in deze straat. Twee jaar geleden zijn die tuintjes hier aangelegd, bedoeld voor de kinderen. Sinds enige tijd kom ik er ook graag even langs. In het begin stond het onkruid erg hoog en gebeurde er niet veel. Maar er is wat veranderd. Als ik er nu na schooltijd ben, komen er vaak meerdere kinderen. Zo leren we elkaar steeds beter kennen. Ik help een beetje met het wieden in de paadjes, terwijl de kinderen zich bezig houden met hun eigen tuin. Ondertussen praten we over van alles en nog wat; over wat ze willen zaaien, over hoe dat moet, over wie er ook een tuintje mag, over het organiseren van tuingereedschap, over de beestjes die we tegenkomen en of ze gevaarlijk zijn, over het hek eromheen, over school, over vriendjes en over rotjongens, over op vakantie gaan of niet – over duizend en een onderwerpen uit het leven van deze kinderen. Ik merk dat deze tuintjes steeds meer een plek van ontmoeting en gezelligheid worden, een plek waar ze graag komen.

Laatst zei een van de jongens tegen mij: meneer, ik ga zo weer spelen hoor, maar 1 ding wil ik u nog wel even zeggen: wat goed dat u naar kinderen luistert!… Ik was verrast en vereerd. Het is precies wat ik wil; aandacht geven aan deze kinderen. Zodat ze ontdekken wie ze zijn en wat ze willen. En hopelijk in de toekomst niet bezwijken voor de verleiding om het snelle geld te verdienen met het wegbrengen van drugspakketjes… Zodat ze uit het drugsgeweld blijven… De burgemeester zei laatst ook al in de media, dat er nodig preventief gewerkt moet gaan worden. Nou, we doen ons best!

Tussen witte bonen en asjoerasoep

Ik krijg een spraak WhatsApp van Esila: “Heleen, heb je morgen tijd? ik wil praten.” Ik stuur een spraakberichtje terug, dat ik ’s ochtends langs kan komen. Er is van alles aan de hand met haar kinderen dus ik kan wel zo ongeveer raden waar het gesprek over zal gaan. Vorige week hebben we een gesprek gevoerd met andere hulpverleners. Esila moet dat dan altijd even laten bezinken en wil daarna vaak nog eens met mij samen van gedachten wisselen en vragen stellen die ze nog niet bedacht had of die ze niet durfde te stellen in het eerdere gesprek.

witte bonenAls ik binnenkom ligt de woonkamer vol met bonen uit de tuin. “Wow, wat veel!” zeg ik, “wat ga je er nu mee doen?” Ze vertelt dat ze de bonen allemaal stuks stuks gaat verdelen in zakjes en dan gaat invriezen. “Heel lekker Heleen, met vlees en couscous en dan beetje bonen.” Ze vraagt of ik ook van witte bonen houd en die veel gebruik. Ik vertel dat ik witte bonen eigenlijk alleen ken van witte bonen in tomatensaus uit een pot en dat ik dat niet zo lekker vind. Esila verzekert mij dat dit echt heel anders is en dat ik het eens moet proberen in een vleesgerecht. “Ik kom graag bij jou in de leer”, zeg ik lachend. “Goed, goed”, zegt ze, nu ook lachend. Als Esila kookt en vertelt over eten, dan is zij in charge. Dan kan ik van haar leren.

Ik krijg thee en een soort zoete soep. “Heleen, eten”, zegt ze in haar typerende Nederlands dat ik inmiddels heel goed begrijp. Het blijkt asjoerasoep te zijn. Die hoort op de tiende dag van het nieuwe Islamitische jaar met elkaar gegeten te worden. Esila vertelt dat ze die soep dus eigenlijk gisteren had moeten uitdelen, maar door alles wat er toen gebeurde met haar zoon,  is ze dat helemaal vergeten. Terwijl ik soep eet, vertelt zij. Ik luister en stel vragen. In al die jaren dat ik haar nu ken, zie ik dat ze enorme stappen heeft gezet als het gaat om haar zoon. Het zijn kleine stapjes geweest met veel vallen en opstaan, maar als je terugkijkt kun je de verandering duidelijk zien. Ze heeft aan den lijve ondervonden dat het voor hen allebei niet goed is om hem steeds de hand boven het hoofd te houden. “Ja Heleen, niet makkelijk”, zegt ze, terwijl ze haar tranen droogt. “Nee, dat is het zeker niet”, zeg ik, terwijl ik mijn laatste hap soep neem. “‘Maar je hebt het goed gedaan. Als je bedenkt hoe het vijf jaar geleden tussen jullie ging, hebben jullie samen toch al heel wat veranderd.”

“Ja, dankjewel,” zegt ze met een waterig lachje. We zijn samen even stil en laten alles bezinken.

“Nog soep, Heleen?”

“Mijn geloof gaat om mensen helpen”

Door Elizabeth van Dis, buurtpastor Hoograven-Zuid 

Elizabeth wordt geraakt door het verhaal van Aya. Om de zorg die ze had voor een alleenstaande zieke man. Om haar moed en trouw, en om haar worsteling met de beeldvorming van moslims in de samenleving.

Op een avond ontvang ik een appje van Aya. Ze wil onze afspraak verzetten omdat ze net een rouwkaart had ontvangen en naar een crematie moet en wil. “Er zit een verhaal achter’, schrijft ze: “Dat wil ik graag aan je kwijt. Zullen we snel een nieuwe afspraak maken?!”
Een paar dagen later zit ik bij Aya op de bank. “Goh, je had een crematie”, zeg ik. “Nog gecondoleerd.”
Aya begint te vertellen: “Ik ken Jan al een paar jaar. Een vriendin van mij heeft ons in contact gebracht. Zij hielp Jan met zijn huishouden en boodschappen, maar kon dit wegens ziekte niet meer doen. Ze vroeg me toen of ik het van haar kon overnemen.”
Jan was een oudere man zonder partner of kinderen. Nadat hij gepensioneerd was, leidde hij een teruggetrokken leven. “Ik ben een Marokkaanse moslima en hij was een Nederlandse homo, maar wij hadden zo’n goede band en we begrepen elkaar zo goed.”

Bijna elke week ging Aya even bij Jan langs voor een boodschap of een huishoudelijk klusje. Vaak lag Jan helemaal op de zolder, die alleen met een vlizotrap te bereiken was. Aya had de sleutel, ging een tijdje naast zijn bed zitten en maakte een praatje. Behalve Aya kwam er niemand bij Jan over de vloer. Dat liet hij niet toe.

Een paar weken geleden appte Aya of Jan nog boodschappen nodig had. Ze kreeg geen reactie terug en belde hem op. Jan voelde zich niet zo lekker en Aya ging bij hem langs en bracht de boodschappen. ‘App me als je hulp nodig hebt Jan, laat me weten als het niet goed gaat’, zei ze toen ze vertrok. Het weekend daarop kreeg ze een appje met slechts de tekst: ssssss. ‘Wat heeft dit te betekenen?’, vroeg ze zich af en ze probeerde Jan te bereiken. Toen dat niet lukte besloot ze naar hem toe te gaan. Toen ze binnenkwam zag ze dat het wisselgeld van de boodschappen nog op tafel lag zoals zij dat de vorige keer had achtergelaten. Ze kreeg een raar gevoel in buik en sprak zichzelf toe: ‘Ik moet naar boven gaan om te kijken.’ Bevend beklom ze de vlizotrap. In één oogopslag zag ze, dat Jan overleden was. Ze kwam dichterbij en zag de telefoon in zijn hand met op het scherm het laatste bericht dat hij haar had getypt. Ze huiverde en ging weer naar beneden. Ze belde 112 en deed haar verhaal.

‘Dat was moeilijk, Elizabeth, ik was zo in shock. Jan was dood! Ik was zo gestrest.’ Eerst wilde de hulpdiensten niet komen, omdat Jan al overleden was, maar Aya bleef volhouden en er werd gezegd dat er iemand zou komen. Ze moest ruim een uur wachten tot de politie arriveerde. Ondertussen spookte er van alles door haar hoofd: ‘Jan is overleden wat erg… Wat had hij mij nog willen zeggen? Zou ik ergens van beschuldigd kunnen worden? ’ De politie zei tegen Aya, dat ze weg mocht gaan, maar ze wilde wachten tot het onderzoek afgerond was. Na enige tijd vertelde de politie, dat Jan een natuurlijke dood was gestorven. Een paar dagen later volgde de crematie.

“Het was in Soest en ik was de enige met hoofddoek. Ik dacht: De mensen denken vast dat ik een terrorist bent… Maar ik moet hierbij zijn, voor Jan.”
Na de crematie brak Aya en huilend verliet ze het crematorium. De volgende dag belde de zus van Jan. ‘Waar was je na de crematie? We wilde je graag spreken en bedanken voor alles wat je voor Jan hebt gedaan’, zei zijn zus. Aya vertelde haar, dat ze zo verdrietig was en daarom naar huis was gegaan. Een paar dagen later kwam de familie van Jan op bezoek met een mooie bos bloemen. Ze waren dankbaar voor alles wat Aya had gedaan.

“En weet je wat ik nou zo mooi vind, Elizabeth?” “Nou?”, vroeg ik. Ze vervolgt: “Marokkanen komen vaak negatief in het nieuws en er gebeuren verschrikkelijke dingen met terroristische aanslagen, maar ik kon laten zien dat er ook goede Marokkanen zijn. Mijn geloof gaat om mensen helpen en dat kon ik laten zien!”

Ik ben geraakt door het verhaal van Aya. De zorg die ze had voor Jan, haar moed en trouw en haar worsteling met de beeldvorming van moslims in de samenleving. Ik vraag haar of ik haar verhaal mag opschrijven voor de nieuwsbrief. “Heel graag!”, zegt Aya.

Een avondwandeling

Door buurtpastor Robin de Jong

In september 2020 ben ik gestart als de nieuwe buurtpastor in Rivierenwijk. In deze eerste maanden doe ik een exposure (blootstelling) in de wijk. Exposure is ook te verstaan als je laten onderdompelen in je eigen kwetsbaarheid en naaktheid.
Je wandelt zonder aanknopingspunten, doelstellingen of agenda door de straten. Je komt niets halen maar je probeert beschikbaar te zijn voor bewoners. Aan te sluiten op de leefwereld van een ander, zijn of haar verhaal beetje bij beetje te leren kennen.
Ik wandel alleen en dat voelt vaak onbestemd en onbehagelijk. Ik heb nog geen mensen leren kennen, er zijn nog geen voordeuren waar ik welkom ben, geen plaatsen waar ik mij ‘thuis kan voelen.’

Onlangs maakte ik in deze donkere dagen voor Kerst een avondwandeling door Rivierenwijk. Achter de talloze ramen van de huizen spelen zich allerlei taferelen af:

Een grootmoeder met baby op de bank die naar de televisie kijken, een oude meneer achter een werktafel met grote lamp die treintjes verft, studenten die met elkaar aten, ouders die een ruziënd kind proberen te vermanen. Het is intiem. Het voelt herkenbaar en dichtbij.

Zoveel verschillende soorten levens en tegelijk zoveel overeenkomsten met je eigen leven. Ik was alleen op straat, maar toch gaven de taferelen in die huiskamers mij een gevoel van verbinding. Ik had het net zo goed zelf kunnen zijn.

Het deed mij denken aan het Kerstverhaal. Niet het verhaal wat alle grootsheid en glorie over de komst van de Mensenzoon benadrukt, maar een verhaal over een eenvoudig Joods echtpaar die in armoede, kou en ontbering op zoek zijn naar een plek van gastvrijheid, een plek om thuis te noemen.

Een plek, al is het maar voor even, perspectief en hoop kan bieden. Dat is voor mij Kerst. Dat door de duisternis en rauwheid van het leven heen, hoop verschijnt als een perspectief.