Met de taxi
Jeanet is ernstig ziek en hiervoor moet ze regelmatig naar het ziekenhuis. Ik ga altijd met haar mee. Ik ben er dan om haar te steunen bij alle onderzoeken die gedaan moeten worden, als extra paar oren bij de dokter (twee horen immers meer dan één) en naderhand kunnen we alles samen nog een keer doorspreken. Wat de dokter gezegd heeft, of het een beetje geland is en hoe het nieuws bij haar binnen is gekomen.
Jeanet is slecht ter been en kan niet op eigen gelegenheid naar het ziekenhuis komen. Gelukkig kan ze gebruik maken van de deeltaxi; daarmee kan ze voor een gering tarief naar het ziekenhuis gebracht worden. Het enige nadeel is, dat je de taxi soms moet delen en soms dus half Utrecht doorreist voor je naar het ziekenhuis gaat. Omdat Jeanet nog wel eens last heeft van paniekaanvallen, reis ik regelmatig met haar mee in de taxi; voor de zekerheid.
Deze keer moeten we nog een wat oudere dame ophalen voor we naar het ziekenhuis gaan. Jeanet zit voorin de taxi en ik achterin. De dame stapt in naast me op de achterbank. Zo ik bof maar, zegt ze in plat Utrechts, ik mag naast uw zoon zitten. Jeanet kijkt even om en zegt: Oh maar hij is niet mijn zoon hoor, hij begeleidt me. De vrouw naast me vindt het prachtig: Wat fijn dat u die begeleiding heeft. Dat zou ik ook wel eens willen. Ik ben de jongste uit een gezin van 12 en ik ben als enige over. Dat is wat hè? Dus ik ga altijd maar alleen naar het ziekenhuis. Kan iedereen u eigenlijk zomaar inhuren? Doet u dat dan vanuit het Rode Kruis of zo?
Ik vertel haar dat ik in de Eerste Daalsebuurt werk als buurtpastor en dat ik graag voor iedereen in de buurt beschikbaar en aanspreekbaar wil zijn. Pastor? Dus u bent van de kerk? Ik ben van katholieke huize, maar ik moet er niks meer van hebben! Uit welke kerk komt u dan? Het Leger ofzo? Ik voel me een beetje ongemakkelijk en voel een pijnlijk moment aankomen. Nee…ik ben ook katholiek. De vrouw kijkt me aan en haalt haar schouders op: Nou…ik ben er weggegaan. Het is toch vreselijk wat er allemaal gebeurd is?! Je hebt niks aan die kerk! Dan draait Jeanet zich om: Nou, dat vind ik niet! Ik ben blij dat ze er zijn! Ik word altijd hartstikke fijn geholpen door hem en door zijn collega. Ze staan altijd voor me klaar. Ze stonden naast me toen mijn man overleed en ook nu nog, nu ik zelf zo ziek ben. Ik zou ze niet kunnen missen!