Skip to content

De planten uit het trappenhuis

Terwijl ik omhoog loop in het portiek zie ik allemaal planten. Grote ficussen, yucca’s en geraniums. Ze sieren dit trappenhuis. Als ik op 4-hoog aanbel zie ik een man verschijnen. Ik vertel zoals gebruikelijk wie ik ben. Het kennismakingsgesprekje aan de deur doen we in het Engels en dan mag ik binnenkomen. De bewoner blijkt een alleenstaande man van pakweg 65 jaar te zijn. Hij biedt me een stoel aan in het zijkamertje, ik ben verrast door zijn gastvrijheid. Het is er vol. ‘Ik heb veel dozen’ zegt hij. Dan vraagt hij mij of hij de sleutel van zijn opslagcontainer eerder kan krijgen. ‘Omdat ik mijn dozen daar in wil zetten. Ik heb veel spullen. En ook veel planten’. Ik zie het. ‘Ik vind ze prachtig’. Dan vertelt meneer mij verhalen over de planten, hoe hij ze met zorg gestekt heeft en opgekweekt. Sommigen komen nog uit zijn land van herkomst in Azië. ‘Bent u ook degene die die mooie planten in het trappenhuis heeft geplaatst?’ ‘Ja. Mogen die blijven staan tijdens de werkzaamheden van het onderhoud?’ ‘Dat is een goede vraag. Ik denk het niet maar ik zou het even kunnen vragen.’

Een dag later loop ik langs de opzichter van het groot onderhoud bij deze flats. Ik vraag hem of de planten in het trappenhuis mogen blijven staan. Helaas, dat is niet mogelijk. Meneer moet ze allemaal weghalen. ‘En waar moet hij ze dan laten?’ vraag ik.  ‘In zijn opslagcontainer aan de straat’. ‘Die is pikdonker’. ‘Tja, da’s waar ook. Dan maar allemaal in zijn woning, onder een zeil!’ Ik schrik ervan en zeg: ‘ehm, dan doet zich het volgende probleem voor: meneer mag tijdens het groot onderhoud niet in zijn eigen woning; dus kan hij vijf weken geen water geven, lastig he?’ ‘Ja, dat is lastig; dan weet ik het niet’ zegt de opzichter. Maar na even peinzen biedt hij aan om intern te overleggen of meneer toestemming kan krijgen om na twee en halve week één keer zijn woning te mogen betreden, om de planten water te kunnen geven. Bij wijze van hoge uitzondering. ‘Maar dat kan alleen als iedereen van de bouw het ermee eens is hoor!’

Ik loop weer verder en hoop dat de opzichter dit voor elkaar krijgt. Als ik weer bij de flat kom, zit het probleem nog in mijn gedachten. Dan zie ik de benedenbuurman aankomen, we kennen elkaar al. Hij vraagt naar mij en ik vertel dat ik mij afvraag hoe het nou verder moet met die mooie planten van de bovenbuurman. ‘U weet wel, die planten in het trappenhuis!’ ‘Ja ja, dat weet ik. Die zijn mooi. Misschien kan meneer ze tijdelijk even tegen de zijgevel van de flat neerzetten; daar staan ook nog andere plantenpotten…’  Ik merk dat het meedenken van deze buurman direct volledig aangezet is. Ineens komt hij met het volgende voorstel: ‘Nee, beter is: meneer kan de planten gewoon bij mij in de achtertuin zetten! Geen probleem, ik heb plek genoeg.’ Ik maakte een sprongetje van blijdschap. ‘Wat aardig van u. Ik denk dat dit heel fijn voor hem is. Dank u wel. Ik ga hem dit vertellen.’

Titus Schlatmann, Buurtpastor Stichting Buurtpastoraat Utrecht

Categorieën

Archief