Buren
Meer dan 25 jaar woonde ik in Ondiep, de Tweededaalsebuurt. ‘Bij de watertoren’ zoals in Utrecht de geografische aanduiding is. Het was en is een straat en buurt in ontwikkeling met een redelijke diversiteit aan bewoners. Mijn straat had geen huurwoningen meer, maar uitsluitend koop. Aan de achterkant zag je de meest bijzondere uitbouwen. Ik hoorde dat het altijd een arbeidersbuurt is geweest waar mensen net genoeg geld hadden om hun huis te verbeteren. De authentieke elementen die nu zo gewaardeerd worden waren allemaal verdwenen. Die waren wel behouden in de buurten waar geen geld was om de woning te verbeteren.
Ik heb er prettig gewoond. Zo langzamerhand was ik een van een langst wonende bewoners.
‘Echte’ Utrechters vertrokken naar een grotere woning of de stad uit. Huizen werden gesplitst voor kamerbewoning of appartementen, jonge mensen kwamen, groeiden uit hun huis en vetrokken naar elders. Ik bleef.
De huizen aan de andere kant van de straat grensden aan een binnentuin en dat bleek voor die kant van de straat een samenbindende factor. Samen opknappen, de kinderen liepen in en uit en er waren burenborrels. Het trok zo dat twee gezinnen verhuisden van de even kant naar de oneven kant. Het bracht samenhang bleek. Mensen bleven wonen en kinderen groeiden samen op.
Aan mijn kant van de straat was dat er niet.
Het was fijn wonen. Ik vond een tiener uit de straat die vaste kattenoppas wilde zijn, ik vroeg een buurman soms met iets zwaars te tillen. Een kort praatje op de stoep en daar bleef het bij.
Mijn vrienden en kennissen woonden elders in de stad. En dat gold voor meer mensen in de straat.
Onze oriëntatie was de stad en niet de straat.
De openbare ruimte in de straat was beperkt. De stoep stond vol met fietsen en als je even stond te praten moest je telkens opzij voor wandelaars of auto’s. Ik wist niet beter. In de beginjaren zaten de oude Utrechters op een bankje voor. Dan bleef je even staan praten als ze daar zaten. Ik kwam zelden bij mensen thuis, dat was te privé. En een achterom was er niet.
De overkant trof elkaar in de binnentuin.
Een paar jaar had ik echt een leuk studentenhuis naast me. Ze pasten op de katten, ik kwam op feestjes en met een andere buurman was er een gedeelde interesse. Maar allemaal verhuisden ze.
En toen verhuisde ik ook. Omdat ik wat anders wilde, omdat ik in een rustiger omgeving wilde wonen en ‘groen’ miste.
Het werd een dorp in Drenthe. Niet naar het deel van Drenthe waar ik was opgegroeid, maar naar Diever. Veel 65plussers, veel toeristen in de zomer en ook veel import uit het westen.
Ik kreeg de rust en het groen. Maar ik kreeg veel meer. Ik kreeg er buren bij. En ik kon een goede buur zijn.
Buren die bezorgd waren of ik wel kon aarden (ik denk het wel zei ik, ik ben opgegroeid in Drenthe)
Een buurvrouw die jarenlang in Frankrijk woonde en die ook wel van een wijntje houdt.
Buren die kattengek waren en graag voor de katten zorgen en ik voor hun kat.
Buren die graag plantjes willen.
Een buurman die meeging naar de cursus manden vlechten.
Een buurvrouw die mijn grootste pan komt lenen voor de sedermaaltijd van de kerk.
Een verjaardagsochtend op woensdag met alle naaste buren.
Een begrafenis van een buurman waar de naaste buren samen heengingen
Een vriendin van me zei enigszins verbaasd en jaloers: je kent meer mensen in de straat na een jaar in Drenthe dan ik na 30 jaar in dezelfde buurt.
Dat zette me aan het denken. Wat was en wat is het verschil met mijn straat in Utrecht?
Is het de rust en de gemoedelijkheid? Het klopt dat het lijkt alsof er meer tijd is. Mijn buren zijn voornamelijk 60plus en niet meer werkzaam. Is het dat ik meer tijd heb?
Is het omdat de overbuurvrouw en ik een laagdrempelige burenborrel op burendag organiseerden? Is het omdat ik soms extra kook en een paar buren dat graag willen hebben?
Het heeft volgens mij ook te maken met de openbare ruimte.
Iedereen in de straat heeft een voortuin. En een oprit. Als je elkaar treft dan is het daar en blijf je vaak even staan praten. Over de tuin, de kat of wat er maar speelt. Als ik echt wat gedaan wil krijgen in de voortuin, moet je wat kortaf zijn of het op een tijdstip doen dat er niemand langskomt.
Er is vrije ontmoetingsruimte, voordat je bij elkaar binnen komt. En dat gebeurt ook steeds meer. Iedereen loopt achterom en de deur is vaak ‘los’. Van iedereen ken ik de naam.
Het is inderdaad een groot verschil met mijn oude straat. Anders divers dan in Utrecht, maar mensen van allerlei slag en met elk een eigen verleden en persoonlijkheid.
Geven en nemen, nieuwsgierig zijn, hulp aanbieden, hulp vragen, delen van je overvloed. Het zijn mooie ingrediënten die ik ook wel in Utrecht had. Maar ergens is het hier toch anders.
Een groot verschil is elkaar treffen en een neutrale ruimte hebben om het contact te laten ontstaan.
Eigenlijk net als vroeger in mijn Utrechtse straat toen er nog mensen op bankjes buiten zaten. Net zoals de oneven kan heeft met de grote binnentuin.
Nu we in sommige buurten vaak niet meer als vanzelf op bankjes op de stoep zitten in de stad is het belangrijk dat er voldoende openbare vrije ontmoetingsruimte wordt ingepland. Waar je niet opzij hoeft voor een fiets of auto, maar de tijd kan nemen. Zodat er iets kan ontstaan. En dan verder naar goed nabuurschap. Weer een bankje op de stoep zetten daar waar dat verdwenen is kan natuurlijk ook gewoon. En uiteraard buurpraatjes blijven maken.
Erica Euving