door Elizabeth van Dis, buurtpastor Hoograven
Daar zit ik dan aan mijn eettafel. ‘Thuiswerken als buurtpastor? Hoe doe je dat?’, vraag ik mezelf af. Normaliter loop ik door de buurt en ben ik bij mensen thuis. Meestal met een aantal afspraken en de tijd tussendoor besteed ik waar nodig, afhankelijk van wat buurtbewoners mij vragen. ‘Zal ik bewoners gaan bellen? Of zal ik eerst eens allerlei achterstallige klusjes oppakken?’ Terwijl ik daarover nadenk gaat mijn telefoon. ‘Ha Elizabeth met Nour’, hoor ik. ‘Hoi Nour, wat leuk dat je belt, hoe is het?’ Nour vertelt dat hij erg aan alles moet wennen. ‘Mijn begeleider komt niet meer en ik moet heel erg uitkijken met boodschappen doen. Dat vind ik echt spannend!’ En hij mist de koffietafel bij de Albert Heijn… ‘Is het buurthuis nog wel open?’, vraagt hij. ‘Helaas niet meer’, zeg ik. ‘Die corona-rotzooi maakt iedereen eenzaam’, zegt hij somber. Wat zou ik graag even bij hem lang gaan. Ik merk dat hij onthand is nu zijn dagelijkse structuur helemaal is weggevallen. We bespreken wat hij vandaag kan gaan doen en ik merk dat hij wat rustiger wordt. ‘Zullen we regelmatig blijven bellen?’ vraag ik. Daar is Nour blij mee. Als ik heb opgehangen maak ik een lijstje van mensen die ik wil bellen. Ondertussen komen er allerlei appjes binnen. ‘Of ik echt niet langs kan komen?’ ‘Mijn man zit vast in Algerije en hoe moet dat als de baby straks komt?’ ‘Kunnen we ook belastingaangifte via de telefoon doen?’ De dag vliegt voorbij en ik ben gesloopt aan het eind van de dag. De dagen daarop begin ik meer in een ritme te komen met een aantal belletjes, verschillende pauzes en allerlei andere klusjes.
Op een middag besluit ik Mies te bellen. Ik heb haar al een tijd niet gesproken maar ik kan me voorstellen dat de coronacrisis veel impact op haar heeft. Met name omdat zij een ernstige vorm van astma heeft. ‘Wat lief dat je belt!’, zegt ze. ‘Leuk je stem te horen’, zeg ik. ‘Ik kan me voorstellen dat het voor jou ook wel pittig is in deze tijd. Je ziet waarschijnlijk bijna niemand?’ ‘Ach’, zegt ze. ‘Bij mij is er niet echt wat veranderd hoor. Ik zie sowieso eigenlijk nooit iemand.’ Het raakt me dat ze dit klip en klaar zegt en ik realiseer me dat ik opeens alles door een corona-bril bekijk! ‘Goh, dus voor jou is het niet heel anders dan anders?’ zeg ik. Mies vertelt dat ze al een tijd geen vrijwilligerswerk meer doet en alleen af en toe boodschappen gaat doen. Terwijl ik met Mies bel komen er achter elkaar skype oproepen binnen van Lina. Ik klik ze weg en zet het geluid uit. Mies vertelt ondertussen dat ze zich best zorgen maakt over corona en haar astma klachten. Ik zet Lina uit mijn hoofd en richt me op Mies. We bespreken haar zorgen en praten drie kwartier door. ‘Wat fijn om even van me af te kunnen praten!’ ‘Hoe gaat het eigenlijk met jou? Kan jij je werk nog wel doen?’ Ik vertel dat ik veel aan het bellen ben en vanuit huis werk. ‘De ene dag gaat het beter dan de andere dag.’ ‘Ja? Gaat het niet altijd vanzelf?’, vraagt Mies. ‘Ik zeg dat ik sommige dagen snel afgeleid ben of meer zou willen doen en dat andere dagen goed gaan.’ ‘Dan zeg ik wat je altijd tegen mij zegt Elizabeth’, zegt Mies. ‘Rustig aan doen en wees tevreden met kleine stappen die je neemt. Niet te streng zijn voor jezelf!’
Nadat ik Mies gesproken heb, bel ik Lina terug via skype. ‘Het lukt me allemaal niet’, zegt Lina gefrustreerd. Ze zit met een zak snoep voor haar computer. ‘Mag ik ook een snoepje?’, vraag ik. Lina lacht en doet net alsof ze mij een snoepje geeft. Ze vertelt dat ze niet kan inloggen op zoom en de instructie gemist heeft en ze snapt ook niks van haar taalopdracht. Het valt me op dat Lina super handig is op de computer en haar scherm met mij kan delen. Samen instaleren we Zoom en ik leg haar taalopdrachten uit. ‘Zullen we morgen weer skypen?’ Dat spreken we af.
Ik spreek Lina regelmatig. Ik krijg een ander beeld van haar thuissituatie. De ouders van Lina zijn vaak niet thuis en als ik haar rond 10.30 bel, komt ze net uit bed. ‘Ik heb vannacht tot 02.00 gegamed’, zegt ze gapend. ‘Leuk dat je kan gamen’, zeg ik. ‘Maar nu ben je volgens mij heel erg moe?’ Lina gaapt en knikt: ‘Het is moeilijk om te stoppen’ zegt Lina. We praten er nog even over door en schakelen dan over op de Engelse les. ‘Werk je morgen ook?’, vraagt Lina. ‘Nee, morgen ben ik vrij’, zeg ik. ‘Ik heb gemerkt dat je je telefoon niet opneemt als je vrij bent’, zegt ze. ‘Klopt’, zeg ik. ‘Soms moet ik ook andere dingen doen.’ Ik zeg dat zij op maandag ook vrij is omdat het dan Pasen is. ‘Oh ben jij dan ook vrij?’, vraagt ze. ’Ik ben dan ook vrij’, zeg ik. ‘Fijne… eh.. Fijne Pasen Elizabeth’, zegt ze en ze vervolgt: ‘Dat heb ik nog nooit tegen iemand gezegd!’