In de afgelopen tijd heeft buurtpastor Titus Schlatmann zijn werkzaamheden in Kanaleneiland opgestart met een ‘exposure’, dat is voor het buurtpastoraat de gebruikelijke start in een nieuwe wijk. Het is een periode, waarin de buurtpastor zich begeeft in de wijk en zo goed mogelijk observeert hoe de wijk op hem af komt en wat dat met hem doet. Dat is verrassend en leerzaam, bewustmakend en soms ook confronterend. Van daaruit groeien contacten met bewoners. Lees met Titus mee in zijn dagboekaantekeningen:
“Kanaleneiland-Zuid is een onbekende wijk voor mij. Ik ken er niemand. Ik heb geen idee hoe het is om hier te wonen. Ik loop langs het kanaal en zie er indrukwekkende schepen voorbij varen. Er is een grasveld tussen de huizen en het kanaal. Er is een fietspad; ik zie kinderen voetballen in de voetbalkooi en ik zie vrouwen op de bankjes zitten. En ik vraag mij af waar ze vandaan komen, Turkije? Marokko? Syrie? Maar waarom vraag ik me dat bij hen af? Is dat het eerste wat bij me te binnen schiet als ik deze mensen hier zie, onbewust? Goed om mezelf daarop te betrappen. Ik loop verder langs de flats. Ik merk dat ik geen huiskamers zie. Die bevinden zich allemaal op de eerste verdieping en hoger. Op de begane grond kijk ik aan tegen blinde muren, garages en portiekdeuren. Daar baal ik van. Ik mis het contact met mensen die ik kan groeten als ze thuis zijn. Ik voel me daardoor meer alleen, meer op mezelf teruggeworpen. Ik mis mensen op straat die een hondje uitlaten. Ik mis mensen die voorbij fietsen, die zie ik ook bijna niet. Hoe kom ik hier in contact met de bewoners? Ik zie tussen de middag vooral kantoorwerkers: mensen die hier niet wonen, maar even verderop in de wijk werken en tijdens hun lunch een ommetje maken door de wijk. Maar waar zijn de mensen van hier?
Ik loop nu op de Columbuslaan. Het valt mij ook op dat de plantsoentjes hier voor de flat veel minder mooi zijn dan op de Rooseveltlaan. Minder royaal, minder mooi beplant en slechter bijgehouden. Het hekwerkje is vaak ook kapot. Er is ligt veel vuil tussen de planten, jammer. Dat maakt zo’n armoedige indruk, vind ik. Deze flat wordt waarschijnlijk ook gerenoveerd. Is het daarom dat het niet (meer) opeknapt of bijgehouden wordt? Zou dat misschien samenhangen? Geen idee; ze schieten me te binnen, al die vragen, en ze houden me bezig….
Onderin de plint van de flat zie ik ineens een winkeltje. Het is een broodjeszaak, maar hij is helaas dicht. Als hij open is wil ik daar graag een keer een broodje halen. Het blijkt een winkeltje dat in een garage is gebouwd. Twintig meter verderop nog eentje: een telefoonzaakje, ook in een garage, onderin de flat. Het maakt me nieuwsgierig. Is dit een experiment of zo? Hoe lang bestaan deze zaakjes? Hoe draaien ze? Van wie zijn ze? Weer allemaal vragen! Ik zie geen andere winkels in dit stuk van de wijk, geen basisscholen, geen speeltuinen, geen buurthuizen. Ik ontdek wel een kantoortje van de BoEx. Op het uithangbord staat: ‘kantoor huismeester BoEx. Spreekuur: dinsdagmiddag 13.30u – 14.00u.’ Ik ben een beetje verbaasd. Ik vind het zo kort: een half uurtje per week maar! Hoe kan dat nou? ..
In de loop van deze periode maak ik kennis met de huismeester. Ik vind het een aardige man, die er veel vaker blijkt te zijn dan alleen dat halve uurtje op de dinsdagmiddag. Als hij er is, is het rolluik omhoog. Bewoners zien dat en komen bij hem binnenlopen. Ik kom af en toe ook even een praatje maken, en zo ontdek ik dat deze plek hier een sociale functie heeft. Mensen lopen er gemakkelijk even binnen, mopperen over iets wat hen stoort in de buurt, attenderen de huismeester ergens op of vragen hem iets, of komen gewoon even babbelen. Via die plek, maar ook op straat, kom ik stapje voor stapje in contact met bewoners. Ik bouw contact op met de postbode hier in de wijk, met de man van de broodjeszaak, de mannen van de telefoonwinkel en de herenkapper. Ik spreek iemand die smiddags terugkomt van zijn werk in Montfoort, en iemand die zijn straat staat aan te vegen. En dan kom ik ineens iemand tegen op de stoep voor zijn flat; we maken een praatje, de man laat mij zien dat hij het plantsoentje voor zijn portiek netjes houdt. En later spreek ik een man die een schoonmaakbedrijf heeft en zijn spullen hier in een garage opslaat. Iik kom ook nog iemand tegen, die ik blijk te kennen uit Rivierenwijk. Ik voel dat het tijd nodig heeft om vertrouwen te laten groeien in al deze contacten. De mensen moeten aan mijn aanwezigheid wennen, ik aan hen. Diverse bewoners kennen en vertrouwen de huismeester en via het contact met hem krijg ik ook vertrouwen bij buurtbewoners…
Een bewoner van de flat aan de Columbuslaan spreek ik op straat. Hij vertelt mij dat het groot onderhoud van zijn flat niet door gaat. De mensen willen het niet, zegt hij. ‘BoEx maakte problemen over de aanleg van een lift; die wilden de mensen hier graag’. Later hoor ik ook via de huismeester dat de verplichte draagvlakmeting in die flat net niet gehaald is. Het onderhoud wordt daarom hier voorlopig afgeblazen. Dat blijkt niet vaak voor te komen. Nu is het de vraag of het in de volgende flats wél doorgaat?… Dat is nog onzeker en zal de komende weken moeten blijken… Het zal mij benieuwen.”